Quizvraagje: wat volgt er op het rijtje Keller (13), Piet Rozenburg (8), Harm Wiersma (8), Rob Clerc (8) ?
Het antwoord luidt Alexander Baljakin (7). En het is lang niet onmogelijk dat over een paar jaar Baljakin in dit rijtje meteen na Keller komt en het getal achter zijn naam nog wat hoger is. Want zoals u inmiddels wel begrepen heeft gaat het hier over de lijst van dammers met de meeste Nederlands kampioenschappen.
Hoewel ik me hier bij het NK in Huissen in het hol van een “leeuw” bevind zal ik het maar eerlijk bekennen: Alexander Baljakin is geen dammer waar mijn hart sneller van gaat kloppen. Hij is, daar kunnen we het toch wel over eens zijn, niet een heel sprankelende persoonlijkheid. Daarin onderscheidt hij zich trouwens niet van het gros der dammers. Daarnaast is hij geen geboren Nederlander. Ik zou mezelf bepaald niet als nationalist bestempelen, maar ik juich over het algemeen net iets harder voor iemand die van mijn eigen kleigrond komt, dan voor iemand wiens wieg elders stond. En dan zijn zijn partijen ook nog eens saai om te volgen. Ho ho, hoor ik u nu roepen. Jij kunt als onbeduidend dammertje helemaal niet over de partijen van Alexander oordelen. En dat is ook zo. Maar op mijn bescheiden niveau zien de partijen van Baljakin er uit als laveerpartijen waarin vaak niet zoveel gebeurt met hooguit wat “onderhuidse spanningen”.
Als dit respectloos overkomt, dan is dat absoluut niet de bedoeling. Mijn respect voor Alexander is groot. Het is verbijsterend hoe vaak hij die partijen waarin niets aan de hand lijkt en ook Kingsrow op de vlakte blijft toch met dodelijke precisie naar zijn hand weet te zetten. Blijkbaar staan alle schijven exact op de goede plek en weet zijn tegenstander het paadje naar remise niet te vinden. Met zulk welhaast foutloos spel word je zeven (of acht, of negen) keer Nederlands kampioen. Dat is niet spectaculair, maar wel bijzonder knap.
Volgende vraag: waarom is Alexander nooit op mondiaal niveau kampioen geworden? Antwoord: Alexander (en Alexeï). Van 1986 tot 2015 werd de damwereld geregeerd door Russen die Alex(xxx) heten. Dibman, Tsjizjov, Schwarzman en Georgiev wonnen alle wereldtitels in die periode. (Deze regel wordt bevestigd door Guntis Valneris, die in 1994 wereldkampioen werd.) Daar had nog best een Alexander bij gekund, maar Baljakin kwam steeds net te kort. Bij zijn negen wereldkampioenschapsdeelnames werd hij 2e, 3e, 4e, 5e, 6e en 7e, waarvan drie keer de hatelijk vierde plek.
Kortom, in het damwereldrijk is Baljakin de best of the rest, maar in Nederland heerst keizer Alexander de Grote al jaren. Met een rustig kloppend hart, maar vol respect en bewondering blijf ik volgen waar de teller met titels stopt.
Eric Sanders